WATEREN – Bij Baduhenna deelden de Friezen in het jaar 28 na Chr. een gevoelige klap aan de Romeinse bezetter uit.
Waar Baduhenna precies lag, vertelde de Romeinse geschiedschrijver Tacitus er echter niet bij. Daarom wordt daar al eeuwenlang over gespeculeerd.
Mede op basis van eerder door hem gevonden karrensporen vermoedt de Zorgvliedse amateurhistoricus Jan Douma dat de Friese glorie bij het huidige buurtschap Wateren (bij Zorgvlied (Dr.) werd behaald.
De Romeinse bezettingsmacht legde de onderworpen Friese ‘barbaren’ zware belastingen op. Te zwaar vonden de Friezen.
In het jaar 28 na Chr. vermoordden ze een aantal Romeinse belastinginners op gruwelijke wijze. Dat leidde tot een strafexpeditie van de bezetter vanuit Castellum Flevum. De Friezen maakten in het woud van Baduhenna echter korte metten met het Romeinse leger.
Negenhonderd Romeinse soldaten kwamen daarbij om. De vierhonderd overgebleven Romeinen vluchtten naar een nabijgelegen villa van de veteraan Cruptorix. Er was echter zoveel onderling wantrouwen dat ze elkaar daar te lijf gingen en er nog eens honderden doden vielen. Aldus Tacitus.
Maar waar lag Baduhenna? Friesland strekte zich in die tijd uit van het Zwin (bij de Belgische grens) tot de Wese (in Duitsland), dus keuze genoeg. Al eeuwenlang gissen historici naar de exacte ligging van de plek. De bekende Groningse archeoloog dr. Van der Giffen situeerde Baduhenna in het grensgebied van Friesland.
In het Friese broek (thans het Aekenerbroek), oftewel het brongebied van de Vledder Aa bij Wateren. Hij was van mening dat de villa van Cruptorix bij Fochteloo had gelegen. Daar vond hij de resten van een Romeinse villa.
Jan Douma denkt te hebben ontdekt hoe de Romeinen in Wateren kwamen en gelooft daarom heilig in het gelijk van Van der Giffen. Een door Douma in 2011 nabij Wateren gevonden karrenspoor werd door de Groningse hoogleraar Theo Spek als de ‘A28 van de Middeleeuwen’ gekwalificeerd. Volgens de amateurhistoricus zou de route ook wel eens veel ouder kunnen zijn.
Gezien de onbegaanbaarheid van de vele veengebieden waren reizigers immers vele honderden jaren aangewezen op dezelfde routes over zandruggen. De Romeinen dus ook in zijn visie. Die kwamen volgens hem in Wateren vanuit Vollenhove. Douma denkt dat daar het kampement Castellum Flevum was gesitueerd.
Vanuit Vollenhove was het te voet via Steenwijk een dag gaans naar Wateren (circa veertig kilometer). Onder meer over het door hem ontdekte karrenspoor.
Dat de slag op de plek van het huidige Wateren plaatsvond, denkt Douma te kunnen opmaken uit de herkomst van de plaatsnaam. Wateren stond in de Middeleeuwen bekend als Waeterhorn. Dat zou volgens Douma best eens een verbastering van Baduhenna kunnen zijn.
Douma: ,,Maar andersom kan natuurlijk ook. Dan heeft Tacitus de plaats niet helemaal goed benoemd en is Waeterhorn via zijn Romeinse oren verbasterd tot Baduhenna.”